Meneer C sloeg de deur van de galerie achter zich toe, het was weer op niets uitgedraaid. Het was eind december, er gierde een ijskoude wind en aan de andere kant van de chique brede straat zag hij de man die de duiven voederde en die in zichzelf sprak, voorovergebogen wandelend in zijn versleten winterjas met om zijn hoofd een dikke wollen sjaal die hij droeg als een hoofddoek. In elke hand trok hij een karretje achter zich aan volgeladen met door rekkers aan elkaar gebonden plastieken zakken vol oud brood. Meneer C voelde zich met hem verbonden. Hij zag hem dikwijls zo rondsjouwen aan de andere kant van het kanaal. Meneer C liep van de galerie naar het kanaal, vijf minuutjes wandelen, daar nam hij niet de brug over het kanaal maar sloeg rechtsaf de drukke boulevard op (deze volgde het traject van de versterkte stadsmuren die al lang geleden waren afgebroken) en liep verder tot aan de tweede brug bij de voormalige legerkazerne die nu dienst deed als opvangcentrum. Voor de kazerne stonden de vluchtelingen zoals gewoonlijk voorbijrijdende auto’s tekens te geven, allemaal mannen, de laatste tijd vooral uit het Midden-Oosten. ‘Ze lokken hun klanten zoals de prostituees een paar straten verder’ dacht meneer C. Hoe meer oorlogen, hoe meer goedkope arbeidskrachten er hier op de stoep stonden. De boulevard stond vol camera’s, ze registreerden alles, niets ontsnapte aan hun oog, elke overtreding werd doorgegeven aan een centraal politiebureau, daar deden de klerken het opzoekingswerk en de boete werd verstuurd naar de juiste persoon op het juiste adres. Maar deze mensen werden nooit geregistreerd. ‘Ze brengen geld op door ze niet te zien.’ dacht meneer C. Een bestelwagentje stopte bij een groepje jongens die er om ter snelst en elkaar wegduwend naar toe renden. Een raam zakte, een kort gesprek en twee jongens stapten achter in de bestelwagen en verdwenen. Op de brug over het kanaal waren er weer tenten bijgekomen zag meneer C, een vijftiental waren het er nu al. Ook weer vol met jonge krachtige mannen, jongens waar geen plaats meer voor was in de kazerne, maar die in de buurt moesten blijven wachten op papieren met één of andere stempel op die op één of andere dag zou worden gezet. De ijskoude wind gierde door de spijlen van de brug en over de kleine tenten waren er zeilen gespannen als bijkomende beschutting. De locatie leek onzinnig bij dit vriesweer maar meneer C wist waarom de tenten net hier op de brug stonden. Hij begreep het, sloeg zijn kraag op en liep de brug over naar de andere kant van het kanaal, de kant waar hij vier jaar geleden naartoe was verhuisd nadat hij zijn leven radicaal had veranderd.